In januari ontmoette Robert Zoellick, handelsafgevaardigde van de Verenigde Staten, de ministers van Buitenlandse Zaken van Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras en Nicaragua om de officile onderhandelingen te starten voor de CAFTA (Central American Free Trade Agreement). Door dit verdrag zou het reduceren van handelsbarrières, zoals bij de NAFTA (North American Free Trade Agreement), ook voor Midden Amerika gaan gelden. De eerste onderhandelingssessie voor de CAFTA werd gehouden op 27 januari in Costa Rica.
Zoellick, en met hem andere afgevaardigden van het Witte Huis, willen ons graag doen geloven dat hun inspanningen om overal op het halfrond de markt open te maken, dienen om in het buitenland “de democratie te versterken”. Op een golf van patriottistisch sentiment, zien zij zichzelf als handelaars in vrijheid.
In deze retoriek schuilt slechts één probleem: De CAFTA is zelf het perfecte voorbeeld van een “vrijhandels”-verdrag dat in werkelijkheid juist de democratische vrijheden ondermijnt.
Het Witte Huis beweert dat de CAFTA de Midden Amerikaanse landen tot “een grotere openheid en helderheid” zal verplichten. Ironisch genoeg zijn de onderhandelingen voor de handelsovereenkomst verre van helder. Ondanks verzoeken van observatiegroepen zijn de conceptteksten van de CAFTA niet openbaar gemaakt, noch in Midden Amerika noch in de Verenigde Staten, waardoor een open discussie en debat onmogelijk zijn. De ondemocratische aard van de CAFTA-onderhandelingen verdoezelt meer substanti?le problemen. De bepleiters van “vrijhandel” houden hun onderhandelingsposities geheim, omdat ze nogal wat te verbergen hebben. Als de CAFTA wordt doorgevoerd, zullen belangrijke democratische normen, zoals de rechten van werknemers en de mogelijkheid om milieumaatregelen door te voeren, worden uitgehold.
Ambtenaren van de regering Bush beweren dat marktwijzigingen voor “verbeterde werkomstandigheden” zouden zorgen. Rapporten van het werk dat in de maquila-fabrieken (maquiladoras) wordt verzet, in de bestaande vrijhandelszones in Midden Amerika, wekken echter een andere indruk. Zo gaf Human Right Watch dit jaar een rapport uit over de situatie in Guatemala, waarin staat dat “pogingen om vakbonden te vormen in de maquila-sector te maken kregen met vernietigende tegenwerking vanuit de gehele bedrijfstak en, op z’n best gezegd, werden genegeerd door de overheden. Pogingen om vakbonden op te richten werden tegengewerkt door middel van massaontslagen, intimidatie, lukrake represailles gericht tegen alle werknemers en sluitingen van fabrieken.”
Daar de CAFTA de werkstandaard dreigt te verzwakken die door het GSP (Generalized System of Preferences) uit het Clinton-tijdperk en de Caribbean Basin Trade Partnership Act waren ingesteld, zal het de pogingen van fabriekseigenaren om de vrijheid van vereniging en het recht om een vakbond op te richten tegen te houden, alleen maar stimuleren. Daarom wordt de CAFTA niet alleen door de AFL-CIO tegengehouden, maar ook door een grote groep Midden Amerikaanse werkgeversorganisaties.
Democratisch ingestelde milieuveiligheidsvoorschriften worden ook in gevaar gebracht door de CAFTA. Eerdere handelsbepalingen, zoals hoofdstuk 11 uit de NAFTA, geven grote ondernemingen het recht om overheden te vervolgen voor milieubeschermingsmaatregelen (en wetten) die hun toekomstige winsten bedreigen, omdat dit oneerlijke handelsbelemmeringen zouden zijn. In 1998 werd de staat Canada aangeklaagd door Ethyl Corporation vanwege het verbod op MMT, een toevoeging aan benzine. Canada koos ervoor om de milieumaatregel ongedaan te maken en Ethyl Corporation 13 miljoen dollar te betalen, om zo niet de 251 miljoen aan schadeclaims te riskeren. De staat Californi kreeg eenzelfde aanval te verduren vanwege hun verbod op MTBE, een bewezen watervervuiler die schade kan toebrengen aan de gezondheid van mens en dier.
Betekent de CAFTA dat de werking van hoofdstuk 11 uit de NAFTA wijder wordt verspreid? Waarschijnlijk wel. Maar aangezien de onderhandelingen in het geheim plaatsvinden, zal dit pas op het allerlaatste moment duidelijk worden.
Wat erger is, is dat als er over de overeenkomst zal worden gestemd, wetgevers niet in staat zullen zijn om met amendementen dergelijke offensieve beleidspunten te weren. Afgelopen juli drukte president Bush de geldigheid door van een “fast track”-traject voor handelsonderhandelingen in het Huis van Afgevaardigden, dwars tegen de bezwaren van 212 afgevaardigden in. Dit wetsvoorstel schrijft voor dat het Congres unaniem het handelsbeleid aanneemt of verwerpt. Zoals congreslid Sandy Levin (Democraat voor Michigan) verklaart, blijft er hiermee slechts “een minimale, onbetekenende en last minute rol over voor het Congres, in een tijd waarin handelsbeleid steeds onlosmakelijker verweven raakt met alle terreinen van de binnenlandse politiek.”
Met eenzelfde berekenende haast willen de ministers van handel in december 2003 de CAFTA onderhandelingen afronden, voordat nieuwe verkiezingen in Midden Amerika leiders zouden kunnen voortbrengen die tegen het pact zijn. El Salvador blijft een aandachtspunt: pre-CAFTA pogingen om openbare diensten (zoals gezondheidszorg en basisvoorzieningen) te privatiseren hebben het huidige rechtse regime over een brede linie in diskrediet gebracht. Mocht de bevolking van El Salvador in maart 2004 een president kiezen uit de huidige oppositie, dan zou het Witte Huis het liefst de nieuwe regering vastpinnen op het handelsbeleid dat door de vertrokken president werd bekrachtigd.
Tot zover over vrijheid. De waarheid is dat de CAFTA geen democratie zal voorstaan. En democratie is de laatste hoop om de CAFTA tot zinken te brengen.